In 1989 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) aan. Liefst 196 landen hebben het verdrag geratificeerd, zowat alle landen ter wereld. Ze verbinden zich ertoe actief werk te maken van die rechten. Maken we dat engagement ook waar?
Wereldwijd groeien zo’n 250 miljoen kinderen op in een gewapend conflict. Het voorbije decennium stierven naar schatting twee miljoen kinderen in oorlogsgebied. Dat is meer dan de helft van het totale aantal burgerslachtoffers. Maar ook kinderen die de oorlog overleven, zijn nog niet uit de gevarenzone. Het geweld, de ontbering en het verlies van familieleden hebben een ingrijpende invloed op de kneedbare hersenen van kinderen.
Hoe rijmen we dat met kinderrechten? Artikel 6 van het IVRK zegt: „De Staten die partij zijn, erkennen dat ieder kind het inherente recht op leven heeft. De Staten die partij zijn, waarborgen in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind.” En artikel 3 luidt: „De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn.”
Doen we dat?
Naar schatting 20.000 mensen verdronken de voorbije jaren op weg naar Europa, bij hen heel wat kinderen. Duitse bisdommen financieren reddingsschepen, al wordt hun dat niet door iedereen in dank afgenomen. Tegenstanders roepen dat dergelijke reddingen een aanzuigeffect hebben, ook al blijkt dat niet te kloppen. Nee, we kunnen niet elke mens op de vlucht in ons land opvangen, dat hoeft ook niet. Het vluchtelingen- en migrantenprobleem is groot en complex, eenvoudige oplossingen zijn er niet. Maar oog in oog met een mens in nood weten we toch wat Christus van ons verlangt? Elk kind is een kind van God. Het evangelie rijkt ons niet de weg van het comfort aan, maar die van de onvoorwaardelijke naastenliefde. Een weg die schuurt en wringt.
Geen kind ter wereld zou in oorlog moeten opgroeien. Onze mogelijkheden om hen te helpen zijn beperkt, maar niet onbestaande. Als straks de zorgeloze zomer aanbreekt, zullen we dan tijd maken om na te gaan wat we voor hen kunnen doen?
Bron: kerknet